Mens en dier
Hoe we naar dieren kijken is door de jaren heen sterk veranderd. Waar we vroeger dieren vaak bestreden, zien we ze tegenwoordig als medebewoners van de gemeente. In het Handboek Mens-dierrelaties hebben wij vastgelegd hoe we met dieren omgaan.
Mens-dierconflicten
We spraken altijd over plaagdieren, als we last hadden van dieren die veel in de menselijke omgeving zijn. Maar tegenwoordig zien we deze dieren als medebewoners van de gemeente. Zij hebben hun eigen nut en bestaansrecht. Als dieren zich succesvol kunnen vestigen in de menselijke omgeving, kunnen mensen hier soms hinder van ervaren. Maar in dit geval spreken we tegenwoordig niet meer van een dierplaag, maar van een mens-dierconflict.
Dierenpaspoorten
In het Handboek Mens-dierrelaties staan de dieren die veel voorkomen in de gemeente. Of waar we als gemeente regelmatig vragen over krijgen. Per dier gaan we met een dierpaspoort in op het gedrag van het dier, en zijn rol in het ecosysteem. Ook beschrijven we de conflicten die kunnen ontstaan en hoe we hier als gemeente mee omgaan. We kiezen hierbij zoveel mogelijk voor een diervriendelijke aanpak, waarbij we vooral inzetten op preventie en bewustwording. Als we de dieren waarmee we samenleven beter begrijpen, kunnen we hinder zoveel mogelijk voorkomen. Dit handboek helpt medewerkers hoe om te gaan met mens-dierconflicten. Ook is het een naslagwerk voor kennis over de dieren waarmee we samenleven.
Zoogdieren
Bever
- Soort: zoogdier, beverachtigen
- Naam: Castor fiber
- Status: beschermd
- Grootte: 70-100 cm (lengte kop-romp), staart 25-37 cm
Herkenbaar aan
De vacht is grijs tot donkerbruin en de bever heeft grote oranje voortanden. De staart is plat en geschubd.
Beschermde status
De bever is een strikt beschermde diersoort. Zowel het dier zelf, als zijn leefomgeving zijn beschermd en mogen niet worden vernield of verstoord.
Leefgebied
De bever komt voor in het overgangsgebied tussen water en land. Hij maakt burchten in oevers en waterkeringen, maar ook in bijvoorbeeld taluds van spoorwegen. De ingang van de burcht zit onder water waardoor deze moeilijk te vinden is en slechter toegankelijk is voor roofdieren. Bevers bouwen soms dammen om ervoor te zorgen dat er altijd genoeg water is om de ingang van de burcht onder water te houden.
Ecosysteem
Het voedsel van de bever bestaat uit gras, kruiden en wortelstokken van water- en moerasplanten. Daarnaast eet de bever de twijgen en bast van bomen zoals wilg, populier en els. Om bij de lekkerste delen van deze bomen te kunnen knaagt de bever soms bomen om. De grotere takken van deze bomen worden vervolgens ook gebruikt om dammen en burchten mee te bouwen. Hiermee vervult de bever een unieke functie in het ecosysteem, omdat het de enige diersoort is in West-Europa die volwassen bomen kan vellen. In een boomrijke omgeving bieden de open plekken die zo ontstaan vervolgens weer kansen voor andere planten om meer zonlicht te krijgen en daardoor tot bloei te komen.
Mens-dierrelatie
Ook op terreinen van particulieren kunnen bevers aan bomen knagen. Daarnaast kan het graafwerk leiden tot schade aan oevers, dijken en taluds. Het bouwen van dammen kan de doorstroming van water belemmeren en zorgen voor overstromingen. Doordat bevers territoriaal zijn, moeten jonge bevers vaak grote afstanden afleggen om een eigen territorium te vinden. Hierbij ondervinden ze veel hinder van wegen en andere menselijke constructies, die hun leefgebied doorkruisen. Hierdoor worden er veel bevers doodgereden.
Omgang met
Er geldt in een groot deel van de provincie Groningen een beverbeheerplan. Dat is opgesteld door de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest en de provincies Groningen en Drenthe. Het graven van bevers in waterkeringen is vooral in lagergelegen gebieden een gevaar voor de volksgezondheid, vanwege het risico op overstromingen. Een groot deel van de gemeente Groningen is daarom aangewezen als zone ‘bever groot risico’. Dit houdt in dat vestiging van een bever ongewenst is.
De bever wordt gevangen en herplaatst zolang daarvoor nog ruimte is. Wanneer alle territoria bezet zijn, wordt overgegaan op vangen en doden. De gemeente heeft geen taak of bevoegdheden in het beverbeheer.
Inwoners die melding doen van schade op hun grond, kunnen we adviseren over preventieve maatregelen om knaag- en graafschade te voorkomen. Ook kunnen we beoordelen of het wel echt om een bever gaat. Voor schade aan landbouwgewassen kan er een tegemoetkoming worden aangevraagd bij BIJ12, als preventieve maatregelen onvoldoende helpen.
Bij werkzaamheden aan watergangen overwegen we het aanbrengen van graafwerende maatregelen. In de praktijk hebben we hier weinig mee te maken; de meeste watergangen zijn in beheer van een waterschap. Het waterschap moet op de hoogte worden gebracht van oeverholen onder particuliere grond.
Rat
Herkenbaar aan
De vacht is vaak grijsbruin van kleur, maar komt ook voor in zwart en wit. De bruine rat heeft een korte spitse neus en langere snorharen dan een muis. De staart is korter dan het lichaam en bijna kaal.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De bruine rat komt overal in Nederland voor en past zich gemakkelijk aan zijn omgeving aan. De bruine rat leeft voornamelijk in de menselijke leefomgeving.
Daarnaast komt de soort ook voor in bijvoorbeeld rietvelden en waterlopen bij
agrarisch bouwland. Hij houdt van vochtige en niet te warme omstandigheden. De rat is voornamelijk actief in de nacht.
Ecosysteem
De bruine rat is een omnivoor met een voorkeur voor zetmeel- en eiwitrijk eten, zoals granen, groenten, zaden, larven, kikkers, jonge zoogdieren, eieren en resten van dode dieren. Door dit brede dieet wordt ook veel voedsel gevonden in menselijk afval, waardoor ratten kunnen helpen bij het opruimen van onze voedselresten. Tegelijkertijd dienen ratten zelf als prooi voor onder andere marterachtigen en uilen. Bruine ratten leven in sociale groepen met een ondergronds holenstelsel als thuisbasis. In huizen nestelen bruine ratten tussen muren en in andere holle ruimtes, op of onder de vloer.
Mens-dierrelatie
Doordat de bruine rat zich vaak bevindt in de menselijk omgeving, komen we hem geregeld tegen. Ratten kunnen goed leven in de menselijke omgeving als er veel afval of makkelijk toegankelijk eten aanwezig is, dat als voedselbron kan dienen. We signaleren de aanwezigheid van een rat door zijn uitwerpselen, sleepsporen van de staart, of knaagschade aan allerlei materialen of voedsel, maar we kunnen hem ook ruiken en horen. Dit kan allemaal voor hinder zorgen. Ratten kunnen slecht zijn voor onze gezondheid, doordat ze ziektekiemen kunnen verspreiden (o.a. veeziekten) en voedsel bevuilen met poep en urine.
Omgang met
Ten eerste geven we voorlichting over wat particulieren en
bedrijven kunnen doen om de rat te weren of om een populatiegroei te voorkomen. We gaan op zoek naar de oorzaak, die kan bouwtechnisch, hygiënisch of organisatorisch zijn. De bruine ratplant zich snel voor en als de bron niet wordt aangepakt kan een populatie zich snel herstellen. Als het oplossen van de oorzaak niet voldoende helpt dan gaan we over tot het gebruik van niet-dodelijke vallen (inloopvallen) en daarna dodelijke vallen (klemmen). Alleen in uitzonderlijke gevallen als voorgaande stappen niet helpen gaan we eerst over tot chemische bestrijding. Bij voedselverwerkingsbedrijven gaan we sneller over tot het gebruik van niet-dodelijke en dodelijke vallen en in het uiterste geval chemische bestrijding in verband met de voedselveiligheid.
Huismuis
Herkenbaar aan
De vachtkleur varieert tussen lichtbruin en donkergrijs. De staart is
ongeveer net zo groot als het lichaam en de oren zijn relatief groot.
Het lichaam is slank gebouwd.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De huismuis komt voornamelijk voor in de menselijke omgeving op locaties waar weinig concurrentie is van andere muizensoorten. Ze zijn te vinden in diverse typen gebouwen onder vloeren, op zolders, achter wanden of in isolatiemateriaal, maar ook in tuinen, heggen en graanakkers. In de natuur komt de soort vooral voor in bossen en rietvelden. De huismuis is in het donker het meest actief.
Ecosysteem
De huismuis is een omnivoor met een voorkeur voor vet- en eiwitrijk eten, zoals granen, noten, insecten, kaas en boter. Als er geen ander voedsel voor handen is, eten ze zelfs dingen als zeep, kaarsen, lijm en papier. Ze hebben weinig water nodig om te overleven. Muizen zijn een belangrijke voedselbron voor roofdieren zoals uilen, vossen en marterachtigen. Binnenshuis worden ze bejaagd door katten en ratten.
Huismuizen zien slecht en zijn voornamelijk afhankelijk van
geur en tast. Ze urineren daarom veel, om met geursporen de weg
te kunnen vinden. Huismuizen leven in familiegroepen in hun eigen
territorium.
Mens-dierrelatie
Doordat de huismuis zich vaak vestigt in gebouwen komen wij hem als mens geregeld tegen. We signaleren de aanwezigheid van een huismuis door zijn uitwerpselen en knaagschade aan allerlei materialen, maar we kunnen hem ook ruiken en horen piepen of ritselen in de nacht. Al deze dingen kunnen voor hinder zorgen. Huismuizen kunnen slecht zijn voor onze gezondheid, doordat ze bacteriën verspreiden en voedsel bevuilen met poep en urine.
Omgang met
Ten eerste geven we voorlichting over wat particulieren en bedrijven kunnen doen om de huismuis te weren of om populatiegroei te voorkomen. We gaan op zoek naar de oorzaak, die kan bouwtechnisch, hygiënisch of organisatorisch zijn. De huismuis plant zich snel voort en als de bron niet wordt aangepakt kan een populatie zich snel herstellen. Als het oplossen van deze oorzaak niet voldoende helpt dan gaan we eerst over tot het gebruik van niet-dodelijke vallen (inloopvallen) en daarna dodelijke vallen (klemmen). Alleen in uitzonderlijke gevallen als voorgaande stappen niet helpen gaan we over tot chemische bestrijding. Bij voedselverwerkingsbedrijven gaan we sneller over tot het gebruik van niet-dodelijke en dodelijke vallen en in het uiterste geval chemische bestrijding in verband met de voedselveiligheid.
Mol
Herkenbaar aan
De mol heeft een zwarte, fluweelachtige dichte vacht. De mol heeft grote tot graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vier vingers en een duim met puntige nagels, waarmee hij uitstekend kan graven.
Beschermde status
Niet wettelijk beschermd, maar wel deels beschermd in onze gemeente.
Leefgebied
De mol kan vrijwel overal voorkomen waar de grond geschikt is om in te graven. De voorkeur gaat uit naar grond met een niet te hoge waterstand en permanente begroeiing, zoals loofbossen en graslanden. In de menselijke omgeving komt de mol ook voor in bijvoorbeeld tuinen en parken. In sterk verstedelijkt gebied komt hij minder voor.
Ecosysteem
Regenwormen zijn voor de mol de belangrijkste voedselbron. Daarnaast eten mollen ook allerlei andere ongewervelde dieren die ze in hun gangen tegenkomen. Hierdoor zijn ze ook een natuurlijke vijand van veel insecten, slakken en andere ongewervelden die (tuin) planten opeten. Mollen verblijven vrijwel hun hele leven ondergronds in gangenstelsels tot een meter diep en tot wel 60 meter lang. De grond die vrijkomt bij het graven wordt omhooggewerkt en vormt een molshoop. De mol leeft solitair en is zowel ’s nachts als overdag actief. Eén mol kan vele molshopen maken, maar als een gangenstelsel voldoende voedsel oplevert, neemt de graafactiviteit af. De grootte van een territorium hangt af van de bodemsoort en de voedselbeschikbaarheid. Graafwerkzaamheden van mollen zorgen ervoor dat water en zuurstof beter in de aarde kunnen doordringen, waardoor de bodemvruchtbaarheid verbetert.
Mens-dierrelatie
Molshopen en mollengangen leiden tot oneffenheden in een terrein. Voor recreatie, het maaien van gras en tuinieren kan dit lastig zijn.
Omgang met
De mol is niet wettelijk beschermd en mag gevangen worden met een klem. In onze gemeente kiezen wij er sinds 2024 voor om de mol in de openbare ruimte niet te beteugelen. De afdeling dierplaagbeheersing beheerst ook geen mollen op terrein van derden. Verzakkingen van paden herstellen we en we passen maaiwerkzaamheden aan als er veel molshopen zijn. Er geldt alleen een uitzondering voor sportvelden en begraafplaatsen. Om te voorkomen dat er schade aan sportvelden ontstaat of dat er grafmonumenten scheefzakken, beheersen we de mol op die locaties wel.
Steenmarter
Herkenbaar aan
De vacht is asgrauw tot grijsbruin met een witte ondervacht. De bef is wit en loopt
door tot de poten.
Beschermde status
De steenmarter is beschermd. Binnen de bebouwde kom hebben gemeenten een vrijstelling ontvangen van de provincie om voortplantings- en rustplaatsen van de steenmarter te mogen afbreken. Dit geldt onder voorwaarden en alleen buiten de voortplantingsperiode. Het is verboden de steenmarter te vangen of te doden.
Leefgebied
De steenmarter heeft een groot aanpassingsvermogen en komt zowel in landelijk als stedelijk gebied voor. Door zijn voorkeur voor steenachtige biotopen is de menselijke omgeving een zeer geschikte plek voor deze soort. Hij heeft binnen zijn territorium meerdere rust- of verblijfplaatsen in boomholtes, takkenhopen en struweel. Ook kan hij in huizen een geschikte plek vinden in een kruipruimte, spouwmuur of plek onder het dak. Een opening van 5 tot 6 centimeter is genoeg voor een steenmarter om doorheen te kruipen.
Ecosysteem
De steenmarter eet kleine zoogdieren en vogels, eieren, kikkers en insecten, maar ook vruchten en bessen. Hij zoekt zijn voedsel in bosjes, bermen, groenstroken en heggen. Ook voedselresten van mensen worden door de steenmarter gegeten. De vos is de belangrijkste natuurlijke vijand van de steenmarter, maar ook andere, zeldzamere grote roofdieren zoals wolven, arenden en oehoes vangen steenmarters. De steenmarter is ’s nachts actief en kan grote afstanden per nacht afleggen (tot 15 kilometer).
Mens-dierrelatie
De steenmarter kan goed knagen, soms knaagt hij ook aan isolatiemateriaal of kabels en leidingen, zowel in auto’s als in woningen, waardoor reparaties nodig zijn. Verblijfplaatsen van de steenmarter in een woning kunnen ertoe leiden dat mensen last hebben van geluid, of van de geur van uitwerpselen en prooiresten
van de dieren. Ook kan de steenmarter binnendringen in een kippenhok of volière en de vogels doden. Doordat steenmarters grote afstanden afleggen, zijn ze relatief vaak verkeersslachtoffer.
Omgang met
Wanneer mensen hinder ondervinden van de steenmarter, kunnen medewerkers van onze afdeling dierplaagbeheersing onderzoek ter plaatse doen en meedenken over preventieve maatregelen. Het beste is als de toegang voor steenmarters wordt belemmerd. De uitvoering kan alleen als zeker is dat er op dat moment geen dieren aanwezig zijn. Indien nodig kan gebruik worden gemaakt van de vrijstelling om voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of af te breken.
Vleermuis
Herkenbaar aan
Een vleermuis heeft vleugels die bestaan uit een dunne vlieghuid, opgespannen tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart. Verder hebben ze een korte hals en een klein lichaam vergeleken met hun vleugels.
Beschermde status
Alle vleermuissoorten zijn streng beschermd. Zowel het dier als zijn essentiële leefomgeving morgen niet worden verstoord of vernield.
Leefgebied
Afhankelijk van de soort leeft een vleermuis in zowel landelijk als in stedelijk gebied. Verblijfplaatsen vindt een vleermuis in holtes van bomen en gebouwen.
Ook kunstmatige verblijfplaatsen, vleermuiskasten, worden gebruikt. Voor de eigen oriëntatie heeft een vleermuis lijnvormige landschapselementen nodig, zoals bomenrijen en watergangen. Per vleermuissoort verschilt de afhankelijkheid van deze fysieke elementen. Vleermuizen zijn voor voeding vaak afhankelijk van waterrijke gebieden.
Ecosysteem
Er zijn 18 vleermuissoorten in Nederland, waarvan de gewone dwergvleermuis het meest voorkomt. Vleermuizen zijn actief in de nacht en eten voornamelijk nachtvlinders en andere nachtactieve insecten. Zo dragen vleermuizen bij aan de balans in het ecosysteem, met evenwichtige insectenpopulaties. De belangrijkste natuurlijke vijanden van de vleermuis zijn roofvogels zoals uilen en haviken.
Mens-dierrelatie
Een vleermuis kan een verblijfplaats hebben in woningen. Veelvoorkomende gebouwbewonende soorten zijn de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Sommige vleermuizen leven in grote kolonies die tot wel de honderden dieren groot kunnen zijn. Bekende locaties zijn een spouwmuur en de ruimte tussen het dak en dakbeschot. Omdat vleermuizen ’s nachts actief zijn, komen mensen niet vaak een vleermuis tegen. Ze zijn vliegend boven tuinen waar te nemen tijdens het foerageren. Een enkele keer komt een vleermuis in een woning terecht. Vleermuizen hebben veel last van licht- en geluidsverstoring op hun vliegroutes. Daarnaast staan veel vleermuissoorten onder druk doordat maatregelen zoals spouwmuurisolatie ervoor zorgen dat er steeds minder geschikte
verblijflocaties zijn.
Omgang met
Vleermuizen laten we met rust. Inwoners met vragen over vleermuizen kunnen we informeren over de dieren en adviseren over mitigerende maatregelen, zoals vleermuizenkasten. De provincie heeft regelgeving voor het isoleren van spouwmuren met het oog op vleermuizen.
Vos
Herkenbaar aan
Oranjebruine, rode of bruingrijze vacht met een grijze tot witte buik. De dikke staart heeft vaak een wit uiteinde. Zijn puntige openstaande oren zijn aan de achterzijde zwart en ook het onderste van de poten is zwart.
Beschermde status
De vos is beschermd via de Omgevingswet. Voor de vos geldt een landelijke vrijstelling: hij mag gevangen, verontrust of bejaagd worden.
Leefgebied
De vos heeft een groot aanpassingsvermogen. Hij komt zowel in bossen, parken en duinen voor, maar ook in of dichtbij stedelijke gebieden.
Ecosysteem
De vos is een alleseter. Vossen eten naast kleine knaagdieren, konijnen en hazen, ook vogels, insecten, eieren, bessen, aas en afval. Vossen zijn erg slim en gaan het liefst voor de meest gemakkelijk te vangen prooi, zoals zieke en oude dieren. Dit
helpt de populatie van de betreffende prooidieren gezond te houden. Doordat vossen bessen en zaden, eten leveren ze een bijdrage aan de verspreiding van plantensoorten in natuurgebieden. Vossen jagen alleen, maar leven in
familiegroepen bij elkaar en zijn vooral ’s nachts actief. Holen worden gebruikt door drachtige vossen of als er jongen zijn, in de rest van het jaar slapen ze doorgaans op beschutte plekken bovengronds.
Mens-dierrelatie
Mensen kunnen hinder ervaren van vossen die zich vestigen in bebouwd gebied. Dit uit zich bijvoorbeeld in het doden van kippen en andere (huis)dieren en het kapot maken van vuilniszakken. De gangen die ze graven kunnen zorgen voor inzakkingen van dijken, begraafplaatsen, sportvelden en gebouwen. Ook kan de vos zoönoses verspreiden. Tegelijkertijd ervaart de vos ook veel hinder van mensen, bijvoorbeeld doordat er veel vossen sneuvelen in het verkeer of doordat
vossen in natuurgebieden verstoord worden door wandelaars en honden.
Omgang met
Hoewel er een landelijke vrijstelling voor de jacht op de vos bestaat, staan we afschot van vossen op onze gemeentelijke gronden niet toe. Dit hebben wij opgenomen in onze pachtovereenkomsten. Alleen de provincie kan dit besluit
overrulen.
Wolf
Herkenbaar aan
De wolf heeft een dikke behaarde afhangende staart en een brede kop met wijduitstaande, afgeronde oren. De vacht is beige tot rossig bruin en rond de bek wit, met een lichte wangvlek.
Beschermde status
De wolf is aangewezen als beschermde soort in het verdrag van Bern en in bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn. Met de Omgevingswet is daarvoor een beschermingsregime vastgesteld.
Leefgebied
Wolven komen voor in allerlei soorten landschappen, van de steppen en toendra’s tot bossen en van gebergten tot het laagland. Wolven kunnen zich gemakkelijk aanpassen aan nieuwe omstandigheden, waardoor ze zich, sinds ze in Europa strenger beschermd zijn, snel hebben verspreid. Bij voorkeur leven wolven in gebieden met grote aaneengesloten stukken natuur en met een bosbedekking van ongeveer 45%, waar voldoende prooidieren aanwezig zijn. Wolven leggen grote afstanden af en moeten daarom veel drinken. Hierdoor zijn ze zeldzaam in drogere regio’s. Wolventerritoria kunnen sterk verschillen van formaat, afhankelijk van het voedselaanbod. Wolven nestelen verscholen tussen boomwortels of rotsen, ze gebruiken holen van vossen en dassen, of ze graven zelf holen.
Ecosysteem
De wolf is een carnivoor. Dit betekent dat hij ongeveer 3 tot 4 kilo vlees, merg en ingewanden eet per dag. De wolf eet voornamelijk grote wilde hoefdieren en kleine prooidieren, zoals knaagdieren. Waar de wolf zich vestigt passen de grazers hun gedrag aan. Ze blijven bijvoorbeeld minder lang op bepaalde plekken grazen en ze mijden plekken waar ze slecht overzicht hebben, zoals naast omgevallen bomen. Hierdoor wordt de vegetatie daar minder kort gehouden, waardoor het bos op deze locaties de kans krijgt zich te verjongen.
Wolven leven in roedels met familieleden. Een roedel kiest als het kan voor makkelijk te verkrijgen prooien, zoals oude, zieke of jonge dieren. Dit houdt de populaties van reeën, edelherten en zwijnen gezond. De karkassen die de wolf laat liggen zijn weer het voedsel van aaseters, zoals vossen en raven. Dit alles bevordert de biodiversiteit. Soms vallen landbouwdieren, zoals schapen, ten prooi aan wolven. Dit zijn doorgaans jonge wolven die rondtrekken op zoek naar hun eigen territorium. Landbouwdieren zijn eenvoudige prooien voor de wolf, omdat ze opgesloten in een omheining nergens heen kunnen. Wolven kunnen dan, net als vossen in een kippenren, veel dieren in één keer doden, doordat ze instinctief alle bewegende prooien in hun omgeving aanvallen. De meeste landbouwdieren, zoals schapen, worden gedood door andere oorzaken, zoals honden of ziektes.
Mens-dierrelatie
Door de terugkomst van de wolf in Nederland komen mens en wolf frequenter met elkaar in aanraking. Dit zorgt soms voor angst bij mensen dat zijzelf of hun hond worden aangevallen door een wolf. Wolven zijn van nature echter schuw en vermijden contact met mensen. Het is meer dan 40 jaar geleden dat de wolf in Europa een mens heeft gedood. De wolf kan een hond potentieel wel als zijn concurrent beschouwen in zijn territorium en daardoor agressief optreden tegen loslopende honden. In Nederland is echter maar een enkel incident bekend
tussen beide. Om het risico op een confrontatie tussen hond en wolf te verkleinen, kunnen honden het best worden aangelijnd. Voor de natuur is het sowieso wenselijk om honden niet los te laten lopen door natuurgebieden. In de gemeente geldt op de meeste plaatsen in de bebouwde kom een aanlijnplicht.
Daarnaast hebben veehouders in meerdere mate te maken met de wolf. Om te voorkomen dat hun dieren ten prooi vallen aan de wolf moeten zij (meer) beschermingsmaatregelen treffen. Als vee achter een omheining staat die voldoet aan de eisen (o.a. voor de hoogte en het voltage), beschermd wordt door
herdershonden of ’s nachts op stal wordt gezet, is de kans op een wolvenaanval gering.
Wolven ondervinden ook veel hinder van de mens. Doordat wolven grote afstanden afleggen op zoek naar een nieuw territorium zijn ze kwetsbaar om te worden aangereden in het verkeer. Aangezien wolven doorgaans schuw zijn richting mensen worden ze ook veelvuldig verstoord door andere menselijke activiteiten.
Omgang met
Vragen over, en problemen met wolven worden in principe afgehandeld door de provincie en BIJ12. De gemeente zet in op voorlichting over de wolf, zodat onze inwoners meer leren over het nut van een wolf en wat zij zelf kunnen doen als zij oog in oog komen te staan met een wolf. Ook adviseren we om honden aan te lijnen in wolventerritorium. Veehouders kunnen onder andere gebruik maken van wolfwerend elektrisch hekwerk, door honden de kudde laten beschermen, een afschrikwekkende toeter gebruiken om de wolf af te schrikken en het vee ’s nachts ophokken.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding kan (vermoedelijk) door de wolf veroorzaakte schade gemeld worden via BIJ12. Dit geldt ook voor het melden van een gesignaleerde wolf. Als een wolf is gesignaleerd dan gaat het wolvenprotocol van het interprovinciaal wolvenplan in werking. Na een aanval kan een veehouder via de provincie Groningen een tijdelijk wolfwerend afweerraster lenen. De gemeente volgt het beleid en het protocol met betrekking tot de wolf van de provincie en het Rijk, bij het vermoeden van schade door een
wolf of bij de permanente vestiging van de wolf.
Vogels
Kauw
Herkenbaar aan
Zwart verenkleed met grijze kopzijden en een lichte iris. Kauwen zijn kleiner dan kraaien en roeken.
Beschermde status
Vogels zijn beschermd volgens de Vogelrichtlijn.
Leefgebied
De kauw leeft in kleinschalig landschap en in stedelijk gebied. Nesten maakt hij in kolonies in zowel boomholtes als in bebouwing. In de winter is de kauw in grote groepen op het platteland te vinden.
Ecosysteem
De kauw is een alleseter. Hij eet kadavers, insecten, slakken, vruchten, noten, bessen en voedselresten van mensen. Kauwen passen zich makkelijk aan en zijn erg slim, waardoor ze op veel verschillende plekken goed kunnen leven.
Mens-dierrelatie
De kauw nestelt soms in schoorstenen of onder zonnepanelen waar het nestmateriaal voor brandgevaarlijke situaties kan zorgen. De kauw slaapt in grote groepen, soms samen met roeken en zwarte kraaien waarbij het gekras goed hoorbaarkan zijn voor mensen. Er zijn ook locaties bekend waar de kauw (kiezel)stenen van grote hoogte (flatgebouw) naar beneden laat vallen. Dit kan allerlei redenen hebben, zoals dat het dier speelt of dat hij andere kauwen wil imponeren. Het kan ook zijn dat hij de stenen aanziet voor voedsel en door deze te laten vallen probeert te openen, net als hij doet met noten of eieren. De vallende stenen kunnen schade veroorzaken aan bijvoorbeeld auto’s.
Omgang met
De kauw laten we in principe met rust. In situaties waar de (openbare) veiligheid in het geding is kunnen medewerkers van de afdeling dierplaagbeheersing nesten verwijderen (zolang er geen eieren in liggen) en maatregelen treffen om nestbouw te voorkomen. Gebouwen waarop stenen liggen die kauwen oppakken en laten vallen, zijn veelal niet in eigendom van de gemeente. Het is geen verplichting, maar het is dan aan de eigenaar van het betreffende gebouw om het oprapen van de steentjes door kauwen te voorkomen. Hier ligt geen taak van de gemeente. Hoewel er een landelijke vrijstelling geldt voor afschot van kauwen, staan we dit niet toe op onze gronden. Dit hebben we vastgelegd in onze pachtovereenkomsten.
Roek
Herkenbaar aan
Zwart verenkleed met een kale grijswitte huid rond de snavelbasis eneen meer puntige snavel dan een zwarte kraai.
Beschermde status
Vogels zijn beschermd volgens de Vogelrichtlijn. Voor de roek geldt
bovendien dat nestplaatsen jaarrond beschermd zijn.
Leefgebied
De roek broedt in kolonies, die erg groot kunnen worden, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Roekenkolonies bevinden zich meestal in hoge vrijstaande groepen bomen. Hij foerageert vooral op weilanden en akkers. Roeken hebben een sterke voorkeur om te broeden in een omgeving die lijkt op de omgeving waar ze zelf zijn geboren, waarbij ze ook gebruikmaken van dezelfde boomsoorten en typen foerageergebieden.
Ecosysteem
De roek eet voornamelijk ongewervelde bodemdieren zoals insectenlarven (onder andere emelten en engerlingen). Daarnaast eten ze ook zaden, aas en zwerfafval. De roek draagt bij aan het in toom houden van grote aantallen insecten. In de winter trekken verschillende kolonies samen op in grote groepen die grote afstanden afleggen.
Mens-dierrelatie
De roek verblijft soms in grote aantallen in nabijheid van huizen, waardoor inwoners het krassende geluid horen en last ervaren van de grote aantallen uitwerpselen. De roek slaapt in grote groepen, soms samen met zwarte kraaien en kauwen. De roek foerageert op akkers en in weilanden waardoor gewasschade kan optreden.
Omgang met
Op diverse plekken in de gemeente zijn roekenkolonies nabij bebouwing. Van de meeste locaties komen nauwelijks meldingen van inwoners. Roeken en mensen leven er samen. Op enkele locaties nemen we maatregelen om de ervaren overlast door roeken tegen te gaan. Hiervoor is een tijdelijke vergunning nodig voor het verjagen van de roek en het verwijderen van nesten, die alleen geldig is op die specifieke locaties in de gemeente. De basis voor een vergunning is het roekenbeheerplan. Een alternatieve locatie voor de roekenkolonie is een belangrijke voorwaarde; de instandhouding van de populatie staat namelijk voorop. We zetten sinds 2023 op deze locaties in op het verwijderen van nestbeginsels aan het begin van het broedseizoen en het ongeschikt maken van mogelijke broedplekken op deze locaties, zodat de roek een andere locatie als nestplaats kiest. Wanneer in de toekomst op andere locaties overmatige overmatige hinder ontstaat, kunnen we overwegen daar op vergelijkbare wijze te handelen.
Zwarte kraai
Herkenbaar aan
Volledig zwart van kleur met stompere snavel dan de roek.
Beschermde status
Vogels zijn beschermd volgens de Vogelrichtlijn. Het nest is jaarrond beschermd, tenzij er sprake is van ecologisch zwaarwegende redenen. Hiervoor is een advies nodig van een ecologisch deskundige.
Leefgebied
De zwarte kraai leeft in (half) open landschap met bomen, aan de rand van bossen en in parken in stedelijk gebied. De zwarte kraai broedt solitair hoog in een boom, maar ook wel eens op een hoogspanningsmast. Buiten het broedseizoen leeft de zwarte kraai in groepen. Kraaien kunnen in allerlei leefgebieden voorkomen, zoals akkers, bossen, weilanden en stedelijk gebied.
Ecosysteem
De zwarte kraai is een alleseter. Hij eet kadavers, kuikens en eieren van andere vogels, zwerfafval van mensen, zaden, vruchten, noten en insecten. Kraaien zijn slimme dieren, die zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan uiteenlopende omstandigheden. Oude nesten van de zwarte kraai worden gebruikt door roofvogels zoals uilen; soorten die zelf geen nest bouwen.
Mens-dierrelatie
Over het algemeen ervaren mensen relatief weinig hinder van kraaien. Nesten van een zwarte kraai bevinden zich soms nabij bebouwing waar mensen het gekras van de kraai horen.
Omgang met
Hoewel er een landelijke vrijstelling geldt voor afschot van de zwarte kraai, staan we dit niet toe op onze gronden. Dit hebben we vastgelegd in onze pachtovereenkomsten.
Zwaan
Herkenbaar aan
Wit verenkleed met een oranjerode snavel met een zwarte basis.Het mannetje heeft een zwarte knobbel op zijn snavel.
Beschermde status
Beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Omgevingswet.
Leefgebied
De knobbelzwaan leeft in gebieden met veel zoetwater.Hij broedt bij voorkeur in veenweidegebieden, of andere laaggelegen gebieden, met weilanden en veel sloten. Ookbroedt de knobbelzwaan soms in parken. In de ruiperiodezoekt hij vooral open water op.
Ecosysteem
De knobbelzwaan eet vooral waterplanten, grassen en zaden, maar ook (ongewervelde) waterdiertjes. Knobbelzwanen kunnen door hun lange hals onderwaterplanten eten waar andere soorten, zoals eenden, niet goed bij kunnen. Hierdoor spelen ze een belangrijke rol bij het in balans houden van
de onderwatervegetatie. De populatie knobbelzwanen in Nederland is sterk gegroeid doordat zwanen die vroeger werden gehouden voor hun dons, rond de jaren ’60 massaal zijn vrijgelaten.
Mens-dierrelatie
De knobbelzwaan kan in de winter voor agrariërs voor schade zorgen door het eten, vervuilen en vertrappen van gewassen, voornamelijk gras. Tegelijkertijd zorgen de uitwerpselen van de zwaan voor bemesting, wat weer opbrengstverhogend kan werken. Daarnaast kan de knobbelzwaan om zijn jongen te beschermen in het broedseizoen territoriaal gedrag vertonen als een mens of hond te dichtbij komt. Dit kan door de mens als intimiderend of zelfs bedreigend worden ervaren.
Omgang met
Schade aan gewassen kan gemeld worden via faunaschade.nl. Via BIJ12 kan er een schadevergoeding worden aangevraagd. In de provincie Groningen worden er alleen preventieve maatregelen genomen om zwanen te verjagen van het land, zoals met geluid of visuele middelen. Afschieten is niet toegestaan. Dit geldt ook voor de gemeente Groningen. Als er sprake is van een zwaan die territoriaal gedrag vertoont en dit hinderlijk is voor inwoners dan kunnen ze dit melden bij de gemeente. In het uiterste geval plaatsen we een tijdelijk hek rondom de broedplek of een bord met een waarschuwing.
Nijlgans
Herkenbaar aan
De nijlgans heeft een donkere vlek rond de ogen en valt tijdens het vliegen opdoor de zwart-witte vleugels.
Beschermde status
De nijlgans is niet beschermd. De nijlgans staat op de Unielijst voor invasieve exoten. Dat betekent dat de Europese Unie heeft afgesproken dat verspreiding van deze soorten zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Leefgebied
Oorspronkelijk leeft de nijlgans in het Midden-Oosten en Afrika. De soort werd in Europa gehouden als siervogel en is door ontsnapping in de natuur terechtgekomen. De nijlgans komt voor in agrarisch gebied en in parken in de bebouwde kom, altijd in de buurt van water. Nijlganzen maken nesten in boomholtes of onder struiken en bomen. Ook gebruiken ze soms oude nesten van reigers of roofvogels.
Ecosysteem
Hoewel de naam anders doet vermoeden is de nijlgans eigenlijk een soort eend. De nijlgans eet gras, kruiden, waterplanten en oogstresten op akkers. In het buitengebied is de vos een natuurlijke vijand van de gans. In het stedelijk gebied kunnen voornamelijk honden verstorend zijn voor broedende nijlganzen.
Doordat nijlganzen veel eieren leggen en meerdere nesten per jaar kunnen grootbrengen, kan de populatie snel groeien.
Mens-dierrelatie
Nijlganzen en mensen komen elkaar vooral in stedelijk gebied tegen. In de periode dat er jongen zijn, is de nijlgans territoriaal en verdedigt het paar de jonge pullen fel. Hoewel niet echt gevaarlijk voor mensen, kan een blazende nijlgans wel indrukwekkend zijn. Een nijlgans kan ook een heel harde roep laten horen.
Omgang met
De nijlgans laten we met rust. Op een diervriendelijke manier aan beheer doen is, anders dan met boerenganzen, erg lastig gezien de plekken waar deze soort broedt. In onze gemeente komt de nijlgans nog relatief weinig voor.
Boerengans/ huisgans
Herkenbaar aan
De boerengans is wit met grijs en bruin. Hij heeft opvallende oranje poten en snavel.
Beschermde status
De boerengans is niet beschermd. De boerengans is een verwilderde afstammeling van de gedomesticeerde grauwe gans.
Leefgebied
De boerengans komt voor in waterrijk landschap. Een boerengans komt ook veel voor waar mensen zijn: in parken en vijvers. Een boerengans is heel plaatsgetrouw en kan niet goed vliegen. Paartjes blijven meestal hun hele leven bij elkaar.
Ecosysteem
De boerengans eet vooral grassen en granen. Foerageren doet hij ’s nachts. In het buitengebied is de vos een natuurlijke vijand van de gans. In het stedelijk gebied kunnen voornamelijk honden verstorend zijn voor broedende boerenganzen.
Mens-dierrelatie
Boerenganzen en mensen komen elkaar in stedelijk gebied veel tegen. Vaak wordt de gans gevoerd. In de periode dat er jongen zijn, is de boerengans territoriaal en verdedigt het paar de jonge pullen. Hoewel niet echt gevaarlijk voor mensen, kan een blazende gans wel indrukwekkend zijn. Op plekken waar veel ganzen zijn, kunnen veel uitwerpselen liggen. Overstekende ganzen zorgen ervoor dat verkeer voorzichtig moet passeren.
Omgang met
Omdat de boerengans in stedelijk gebied weinig natuurlijke vijanden heeft, kan het aantal boerenganzen op een locatie snel toenemen. De ganzenfamilies in onze gemeente staan daarom onder beheer. Dit houdt in dat in de broedperiode
nestbehandeling plaatsvindt. Voor alle locaties hebben we een maximum groepsgrootte bepaald. Door het behandelen van de eieren zorgen we ervoor dat er niet te veel jongen bij komen. Op locaties waar veel watervogels gevoerd worden, plaatsen we een bord om mensen aan te sporen de ganzen minder, of niet, te voeren. Voeren heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit en de gezondheid en het gedrag van de ganzen. Daarom is dit niet wenselijk.
Meeuw
Herkenbaar aan
De meeuw is meestal wit en heeft grijze vleugels of is compleet grijs. Hij heeft een puntige snavel en poten met zwemvliezen.
Beschermde status
Alle meeuwensoorten zijn beschermd volgens de Vogelrichtlijn.
Leefgebied
Oorspronkelijk leeft de meeuw langs de kust en broedt vooral in duingebieden, maar hij leeft ook rond rivieren en meren. Meeuwen trekken steeds meer de steden in. Ze broeden daar op daken, omdat dat veilig broeden is. In de (voormalige) leefgebieden worden hun eieren vaak uit het nest gestolen door roofdieren en worden ze veelvuldig verstoord door recreanten. Bovendien is er veel (rest)voedsel te vinden in stedelijk gebied.
Ecosysteem
Er komen veel verschillende soorten meeuwen voor in Nederland, waarvan de zilvermeeuw, kokmeeuw, stormmeeuw, kleine- en grote mantelmeeuw het meest voorkomen. Alle meeuwensoorten hebben een divers dieet. Ze eten vis, schelpdieren, wormen, eieren, aas en andere kleine dieren (zelfs duiven), maar ook menselijke etensresten, zoals patat en brood. Hiermee dragen ze bij aan het opruimen van menselijk afval.
Mens-dierrelatie
Doordat de meeuw steeds meer in het leefgebied van de mens voorkomt neemt ook de hinder toe die mensen ervaren van de meeuw. Het gaat om geluidsoverlast, uitwerpselen en braakballen, nestafval, het kapot pikken van vuilniszakken, territoriaal gedrag tijdens het broedseizoen, maar ook het storen van mensen die aan het eten zijn. Het kapottrekken van de vuilniszakken trekt weer andere dieren aan, zoals ratten. Ook kan een meeuw infectieziektes verspreiden.
Omgang met
We nemen vooral preventieve maatregelen om hinder te voorkomen. In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is een verbod op het voeren van meeuwen opgenomen. Daarnaast moedigen we bedrijven en inwoners aan om
afgesloten afvalbakken aan te schaffen om te voorkomen dat meeuwen bij het afval kunnen.
Stadsduif
Herkenbaar aan
Hij komt voor in allerlei kleuren, zoals wit, grijsgroen of bruin. De stadsduif is te herkennen aan zijn zeer lage, ritmisch gekoer.
Beschermde status
De stadsduif is niet beschermd omdat ze ‘gedomesticeerd’ zijn. Voor de stadsduif geldt de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet. Nesten mogen alleen buiten het broedseizoen worden verwijderd.
Leefgebied
Stadsduiven zijn onder andere nakomelingen van rotsduiven die zijn gedomesticeerd als post- of hobbyduif en die zijn vrijgelaten of ontsnapt. Van oorsprong leven rotsduiven voornamelijk in bergachtige gebieden rond de Middellandse zee. De stadsduif broedt voornamelijk in versteende stedelijke gebieden die lijken op hun oorspronkelijke rotshabitat, zoals randen en richels van gebouwen. De stadsduif vindt zijn eten in stedelijk gebied en op akkers met granen. Een stadsduif kan het hele jaar door broeden.
Ecosysteem
Stadsduiven eten zaden en zwerfafval, zoals patat en brood. Ze helpen daarmee met het opruimen van de stad. Zelf zijn ze prooi van roofvogels zoals de slechtvalk, havik en sperwer. Ook huiskatten jagen op de duif. Duiven planten zich snel voort, doordat ze jaarrond kunnen broeden. Deze hoge voortplantingssnelheid zorgt er in combinatie met het grote voedselaanbod voor dat er grote aantallen duiven in de stad zijn.
Mens-dierrelatie
Duiven worden vaak door inwoners bijgevoerd. Dit draagt bij aan de populatiegroei. Een broedende duif zorgt bij bebouwing voor uitwerpselen op balkons, gevels en auto’s. Het zuur dat in de ontlasting zit, tast onder meer stenen en autolak aan. Veel stadsduiven missen tenen, doordat deze afgekneld raken door zwerfafval van mensen zoals draadjes van bijvoorbeeld nylon of microplastic.
Omgang met
We attenderen horeca op het gebruik van afgesloten afvalbakken om beschikbaar zwerfafval voor de duif te beperken. Daarnaast geldt er op basis van de APV een
voerverbod voor de stadsduif. Desondanks zijn er locaties waar erg veel stadsduiven voorkomen. Om het aantal duiven in de stad aanvaardbaar te houden passen we sinds 2023 op vier locaties een diervriendelijke methode toe om het aantal nakomelingen te beperken. Stadsduiven worden op deze locaties gevoerd met gecoat maïs, dat ervoor zorgt dat in de eieren geen ontwikkeling van een embryo plaatsvindt.
Halsbandparkiet
Herkenbaar aan
De halsbandparkiet heeft een groen verenkleed met een rode bovensnavel en zwarte ondersnavel. De mannelijke halsbandparkiet heeft een zwarte keel en een zwartrode halsband, die uitloopt in een oranjeroze halsband op het achterhoofd.
Beschermde status
De halsbandparkiet is een exoot; hij komt in Nederland niet van nature voor en is daardoor geen beschermde soort.
Leefgebied
De halsbandparkiet komt oorspronkelijk uit India en Centraal-Afrika. Rond de jaren ‘60 van de vorige eeuw zijn er een aantal gehouden parkieten losgelaten door mensen of ontsnapt. Ons land blijkt een goed klimaat te hebben voor de soort, waardoor de populatie zich definitief heeft weten te vestigen. De halsbandparkiet heeft zich verspreid in groepen over het land. Hij leeft vooral in stedelijke gebieden in de Randstad, waar hij in boomgaarden, parken en tuinen voorkomt. In Groningen komt hij nog amper voor.
Ecosysteem
De halsbandparkiet broedt in holen van oude bomen, zoals verlaten holen van een specht of boomklever. De halsbandparkiet eet vooral vruchten, zaden, scheuten en knoppen van bomen en struiken. Doordat halfverteerde vruchten en zaden vervolgens via de uitwerpselen op andere plekken terechtkomen, speelt de halsbandparkiet een rol in de verspreiding van sommige plantensoorten. In de winter is hij voor een groot deel afhankelijk van bijvoeren. Hierdoor komt hij vooral voor in stedelijke gebieden. Voor sommige vogelsoorten is de halsbandparkiet een concurrent. Zo kunnen uilen die gebruik maken van dezelfde typen nestholtes hinder ondervinden van concurrentie door de halsbandparkiet.
Mens-dierrelatie
De halsbandparkieten komen buiten het broedseizoen in grote groepen bijeen om samen de nacht door te brengen. Deze grote groepen kunnen voor geluidshinder zorgen, maar ook de vele uitwerpselen kunnen frustraties opwekken bij inwoners. Soms beschadigt de halsbandparkiet nestkastjes, die voor andere soorten zijn bedoeld, door de opening uit te bijten. Ook maakt hij nestgaten in gevels en kan schade aanrichten aan rieten daken. Ten slotte kan de halsbandparkiet voor hinder zorgen door het aanrichten van schade in de landbouw en fruitteelt.
Omgang met
Op dit moment neemt de gemeente geen actieve maatregelen tegen de halsbandparkiet. Dit komt omdat er nog weinig halsbandparkieten in onze gemeente zijn en de hinder die inwoners ondervinden op dit moment nog zeer minimaal is. Wel raden we inwoners aan om de halsbandparkiet niet te voeren, omdat dit een aantrekkende werking kan hebben voor het ontstaan van nieuwe groepen. Loslaten van gedomesticeerde individuen in de natuur raden we eveneens af. Daarmee kunnen andere vogelsoorten in het gedrang komen.
Reptielen
Lettersierschildpadden
Herkenbaar aan
Stevig bolvormig schild op de rug dat vrijwel het hele lichaam bedekt.
Beschermde status
Lettersierschildpadden zijn niet beschermd. Drie soorten, de roodwangschildpad, de geelbuikschildpad en de geelwangschildpad, staan op de Unielijst voor invasieve exoten. Dat betekent dat de Europese Unie heeft afgesproken dat verspreiding van deze soorten zoveel mogelijk voorkomen moet worden en de handel in deze dieren verboden is.
Leefgebied
Lettersierschildpadden komen in de Nederlandse natuur voor door toedoen van de mens. Het zijn dieren die uitgezet zijn door mensen die ze als huisdier hebben gehouden. De geslachtsontwikkeling van schildpadden is temperatuurafhankelijk. Bij lagere temperaturen ontwikkelen mannetjes, bij hogere temperaturen vrouwtjes. De temperatuur is in Nederland te laag voor de schildpad om zich succesvol voort te planten. Het is al wel een paar keer voorgekomen dat lettersierschildpadden eieren legden, recent ook in Groningen, maar hieruit zijn tot nog toe geen levensvatbare jongen voortgekomen. Dit kan door klimaatverandering op termijn veranderen.
Ecosysteem
Lettersierschildpadden eten waterplanten, insecten, kikkervisjes, vissen en andere waterdieren. Als schildpadden in grote aantallen in een vijver voorkomen, kan dit de balans verstoren en daarmee de biodiversiteit negatief beïnvloeden. Volwassen schildpadden hebben in Nederland geen natuurlijke vijand; door hun harde schild zijn ze goed beschermd. Jonge exemplaren zijn zacht en kunnen door een reiger of vis opgegeten worden. Ook van honden en katten is bekend dat ze jonge schildpadden aan kunnen vallen.
Mens-dierrelatie
Mensen en schildpadden ervaren weinig hinder van elkaar.
Omgang met
We laten lettersierschildpadden in het wild met rust. Dit heeft enerzijds te maken met de geringe hinder die wordt ervaren door schildpadden en anderzijds met het gebrek aan opvangmogelijkheden. Omdat lettersierschildpadden zich nog niet voortplanten, zorgt het met rust laten van de dieren niet voor een toename van de populatie. Daarnaast is het de vraag of schildpadden die levenslang in een opvangadres verblijven, een hoger welzijn ervaren dan schildpadden die in het wild verblijven. De gemeente geeft inwoners mee dat het niet wenselijk is om de schildpadden vrij te laten in de natuur.
Geleedpotigen: insecten, spin-, kreeftachtigen
Bladluis
Herkenbaar aan
Bladluizen hebben een peervormig lichaam en de meeste soorten zijn groen. Er bestaan ook soorten die wit, zwart, geel, paars of rood zijn.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
Bladluizen komen overal voor waar planten, struiken en bomen zijn. Er zijn meer dan vijfhonderd soorten bladluizen in Nederland.
Ecosysteem
Bladluizen leven van het sap uit stengels en bladeren van planten en bomen. Dit sap zuigen ze op en scheiden ze deels weer uit. Die uitscheiding heet honingdauw, wat een voedselbron is voor mieren. Bladluizen worden gegeten door onder andere (larven van) lieveheersbeestjes en gaas- en zweefvliegen. Ook oorwormen en mezen eten bladluizen. Bladluizen zijn daarmee een belangrijk onderdeel van een biodiverse omgeving. Tegelijkertijd zorgt een biodiverse omgeving er ook voor dat de bladluizenpopulatie in evenwicht blijft.
Mens-dierrelatie
Planten kunnen schade ondervinden of zelfs doodgaan door bladluizen. Mensen vinden de plakkerige honingdauw die bladluizen uitscheiden vaak vervelend, vooral als het om grote hoeveelheden bladluizen gaat die in bomen leven. Het zorgt voor plakkerige stoepen en vervuilde auto’s. Op de zoete honingdauw komt ook vaak een zwarte schimmel voor: roetdauw. Als er te veel roetdauw op een plant voorkomt, kan dit de groei vertragen. Dit komt doordat de schimmel een zwart laagje om het blad vormt die het zonlicht tegenhoudt. Als er voldoende diversiteit aan insecten aanwezig is, zorgt de natuurlijke balans er doorgaans voor dat bladluizen geen grote problemen kunnen veroorzaken.
Omgang met
Het uitgangspunt is dat we bladluizen laten leven. Alleen in het geval dat er grote hinder wordt ervaren, overwegen we in te grijpen. In een paar straten doen we een proef om het aantal bladluizen terug te dringen. In de bomen in die straten hangen we zakjes op met larven van lieveheersbeestjes. Over een paar jaar weten we of deze methode goed werkt en kunnen we overwegen dit op meer plekken toe te passen. Door ook in de gemeente meer in te zetten op biodiversiteit kan overlast door bladluizen worden verminderd.
Wesp
Herkenbaar aan
De wesp heeft een geelzwarte kleur. De onderkant van de ogen sluit direct aan op de kaken. Hij heeft een pijl- of ankervormige tekening op het kopschild.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De gewone wesp komt veel voor in de buurt van mensen en langs bosranden. Wespen leven in nesten die ze bouwen in donkere holle ruimtes zoals bergingen, daken en spouwmuren, maar ook ondergrondse ruimtes zoals oude muizen- en konijnenholen.
Ecosysteem
De wesp vangt insecten zoals muggen, vliegen en dazen (ook wel steekvliegen genoemd). De wespenlarven worden hiermee gevoed. De volwassen wesp eet de zoete stof die de larven afgeven. Als er aan het einde van de zomer geen larven meer zijn, moet de wesp op zoek naar andere zoetigheid. Dit kan nectar uit bloemen zijn maar ook jam, een ijsje of limonade. Tijdens de zoektocht naar nectar verplaatst een wesp stuifmeel van de ene naar de andere plant. Hiermee draagt de wesp bij aan de bestuiving van planten. Wespen voeden zich ook met kadavers van vogels en zoogdieren en dragen zo bij aan het ‘opruimen’ ervan. De wesp wordt zelf ook gegeten, door onder andere kikkers, spinnen en de gierzwaluw. Eén nest wespen kan honderdduizenden insecten vangen in een seizoen, waarmee wespen een belangrijke bijdrage leveren aan het bewaren van een natuurlijk evenwicht in het ecosysteem.
Mens-dierrelatie
Wespen bouwen vaak nesten in of om menselijke bebouwing. Een wesp die aan het eind van het seizoen, in augustus en september, op zoek is naar zoetigheid, komt ook af op voedsel van mensen. Mensen vinden wespen bedreigend omdat een wespensteek pijnlijk is en bij sommigen kan leiden tot een (ernstige) allergische reactie. Hoewel wespen vaak als agressief worden gezien, zijn ze dat niet. Wespen steken doorgaans alleen defensief, als ze zich bedreigd voelen.
Omgang met
Een wespennest in de openbare ruimte laten we in principe hangen. Op plekken waar veel mensen langskomen, attenderen we mensen op het nest. Soms levert de aanwezigheid van veel wespen te veel gevaar of hinder op, dan wordt het nest verplaatst indien mogelijk. In het uiterste geval bestrijden we de wespen. De afdeling dierplaagbeheersing volgt deze werkwijze ook wanneer zij in opdracht van derden werken.
Aziatische hoornaar
Herkenbaar aan
Zwart borststuk, zwarte antennes en een geel uiteinde van de poten.
Beschermde status
De Aziatische hoornaar is niet beschermd, maar staat op de Unielijst voor invasieve exoten. Dat betekent dat de Europese Unie heeft afgesproken dat verspreiding van de Aziatische hoornaar zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Leefgebied
De Aziatische hoornaar komt oorspronkelijk uit een gematigd klimaat in Zuidoost-Azië en is waarschijnlijk via vrachtverkeer in Europa terechtgekomen. De eerste meldingen komen uit 2004, in Frankrijk. In Nederland komt hij sinds 2017 voornamelijk in het zuiden van het land voor, maar hij is inmiddels ook in Groningen gesignaleerd. Hij komt voor in allerlei gebieden, als er maar bomen en grote insecten als voedselbron aanwezig zijn. De Aziatische hoornaar bouwt per jaar twee nesten: één in het voorjaar en één in de zomer. Het voorjaarsnest ziet er hetzelfde uit als dat van de gewone wesp. Het zomernest is veel groter en wordt hoog in bomen gebouwd. Deze nesten zijn vanaf de grond moeilijk waar te nemen.
Ecosysteem
De Aziatische hoornaar eet insecten zoals bijen, mieren, vliegen, vlinders, hommels en rupsen. Het aantal insecten in een gebied met veel Aziatische hoornaars neemt af, dit kan gevolgen hebben voor de bestuiving van planten en daarmee voor de biodiversiteit.
Mens-dierrelatie
De Aziatische hoornaar komt in tegenstelling tot de gewone wesp, niet af op zoetigheid. De kans dat mensen hinder ondervinden van de hoornaar en gestoken worden is klein. De Aziatische hoornaar eet naast wilde bijen ook bijen van imkers. Hoewel Aziatische hoornaars grotendeels ongevaarlijk zijn voor mensen bestaat er veel angst voor deze dieren. Dit komt mede doordat de soort in de media vaak wordt verward met de veel gevaarlijkere Aziatische reuzenhoornaar, die niet in Nederland voorkomt.
Omgang met
Omdat de Aziatische hoornaar een invasieve exoot is, is het melden van locaties belangrijk. Nesten moeten worden verwijderd. De Aziatische hoornaar wordt vaak verward met de onschadelijke inheemse Europese hoornaar. Bij meldingen van inwoners over de Aziatische hoornaar wordt eerst nagegaan of het daadwerkelijk deze soort betreft. Als het om de Aziatische hoornaar gaat, wordt het nest bestreden en een melding gemaakt bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Het wordt afgeraden om zelf hoornaars te doden, meestal betreft het Europese hoornaars die een belangrijke rol in het ecosysteem vervullen en doorgaans mensen mijden.
Honingbij
Herkenbaar aan
Werksters van honingbijen zijn bruin van kleur, waarbij het achterlijf donker is en bruine haarbanden bevat en het borststuk bruingeel behaard is.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De honingbij is een gehouden soort. Imkers houden de volken in bijenkasten en -korven. We nemen het dier op in dit handboek omdat het in het openbaar foerageert en zich soms elders vestigt. Het is belangrijk dat er in de directe omgeving voedselplanten beschikbaar zijn. Een honingbij foerageert tot maximaal drie kilometer van de kast. De leefgebieden van de honingbij en wilde bijen (er zijn honderden soorten bijen in Nederland) overlappen elkaar. Op sommige plekken kan dit leiden tot te veel concurrentie, waardoor wilde bijen te weinig voedsel kunnen vinden.
Ecosysteem
De honingbij eet nectar en stuifmeel, die worden gevonden in bloemen. Het stuifmeel is voedsel voor zowel de bij als de larve. De honingbij slaat nectar die niet direct wordt gebruikt, op in honingraten als voorraad voor de winter. In de raten verandert de nectar door indroging en toevoeging van enzymen in honing. Doordat de bijen van bloem naar bloem vliegen om voedsel te verzamelen dragen ze bij aan de bestuiving en daarmee voortplanting van de bloemen. Gehouden honingbijen zijn meestal ondersoorten uit zuidelijkere streken die een bedreiging kunnen vormen voor de ondersoort die van oudsher in Nederland voorkomt, de Europese donkere bij. Door hybridisering (kruising tussen gehouden bijen en wilde bijen) en concurrentie wordt de Europese donkere bij in Nederland bedreigd.
Mens-dierrelatie
Mensen kunnen de gewonnen honing consumeren. Bijenvolken groeien in het voorjaar en splitsen dan soms in tweeën en gaan zwermen op zoek naar een nieuw onderkomen. Mensen kunnen een zwerm tegenkomen als deze ergens ‘hangt’. Het is toegestaan dat particulieren op hun eigen erf bijen houden.
Omgang met
Wanneer inwoners een melding doen van een zwerm bijen, vragen we een imker om het volk te vangen en mee te nemen. We schakelen bijen nooit uit. Het houden van bijen bij particulieren is toegestaan, hieraan stellen we geen eisen via de APV. Wel adviseren we desgewenst mensen over de plaatsing van een kast en inrichting van de directe omgeving, om hinder van de bijen voor de omgeving te voorkomen. Gehouden bijen kunnen in sommige situaties concurreren met wilde bijen en zweefvliegen om voedsel. Dit gaat ten koste van de wilde bijen en is negatief voor de biodiversiteit. Daarom is het belangrijk dat we weten waar in de gemeente deze concurrentie een risico vormt. We willen beleid opstellen om daar waar nodig, grip te krijgen op het aantal te plaatsen bijenkasten.
Aziatische tijgermug
Herkenbaar aan
Wit-zwart gestreepte poten, het uiteinde van de achterpoten is wit.
Beschermde status
De soort komt van nature niet in Nederland voor en is daardoor
geen beschermde soort.
Leefgebied
De Aziatische tijgermug is aangepast aan diverse klimaattypes. In
warme klimaten is hij het gehele jaar actief. In koudere klimaten
overwintert hij in het eistadium. Het vrouwtje legt haar eieren op
beschutte plekken met stilstaand water, zoals plassen en sloten, maar ook emmers, regentonnen, straatkolken en dakgoten.
Ecosysteem
De mannelijke tijgermug drinkt plantensappen en steekt niet. Het
vrouwtje drinkt ook plantensappen, maar drinkt daarnaast ook bloed van dieren, waaronder mensen, om eieren te kunnen ontwikkelen.
Mens-dierrelatie
De tijgermug steekt vooral overdag en daar hebben mensen hinder van. De steek van een tijgermug is niet pijnlijker dan die van inheemse muggen. In landen waar veel tijgermuggen voorkomen, kunnen ze infectieziektes verspreiden. Een vrouwtje raakt besmet door bloed van de gastheer en kan deze ook weer overdragen aan haar eitjes. In Nederland is de kans om een ziekte te krijgen van een tijgermug niet heel groot, doordat de mug zich hier nog niet heeft gevestigd en daardoor niet in grote getalen voorkomt. De tijgermug wordt elk jaar wel steeds meer gesignaleerd in Nederland.
Omgang met
In Groningen en Friesland zijn op dit moment nog geen tijgermuggen gesignaleerd. Inwoners kunnen een melding doen bij de NVWA of de gemeente als zij een tijgermug denken te zien. Op basis daarvan onderneemt de gemeente stappen. Dit houdt in dat de broedplekken weg worden gehaald in de nabije omgeving van de signalering. De larven worden bestreden door paraffineolie op het wateroppervlak te gieten. Dit is een natuurlijk product. Door de olie krijgen de larven geen zuurstof meer, waardoor deze doodgaan. Ook kan ervoor gekozen worden om de mug te vangen met speciale vallen. Inwoners kunnen de kans op vestiging van tijgermuggen verkleinen door te zorgen dat zij geen water laten staan in potten en gieters in de tuin, zodat de tijgermug geen eitjes kan leggen.
Fruitvlieg
Herkenbaar aan
Fruitvliegen hebben rode ogen met een gele, bruine, roodbruine tot zwarte lichaamskleur en het achterlijf heeft bruine dwarsstrepen. De top van de antennes is gevorkt.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De meeste soorten fruitvliegen komen wijdverspreid in de menselijke omgeving voor, zowel in de levensmiddelenindustrie en horeca als in particuliere keukens en containers. Fruitvliegen zijn vooral in de zomer actief.
Ecosysteem
De meest bekende soorten fruitvliegen komen vooral af op suikerrijk eten, zoals fruit. Het gaat zowel om gistend en rottend voedsel als het sap. Vers voedsel wordt niet gegeten. Sommige soorten fruitvliegen eten geen fruit, maar paddenstoelen en rottende plantenresten. Een belangrijke natuurlijke vijand van fruitvliegen is de sluipwesp, die eitjes legt in de larven van fruitvliegjes. Als deze eitjes uitkomen eten de sluipwesplarven de fruitvlieglarven van binnenuit op.
Mens-dierrelatie
Fruitvliegen verspreiden feromonen, waarmee ze andere fruitvliegen aantrekken. Hierdoor is er snel sprake van een grote groep. Fruitvliegen geven vooral hinder door hun grote aantallen, maar ze zijn niet gevaarlijk voor de gezondheid. Alleen als ze langere tijd aanwezig zijn kunnen ze bacteriën gaan verspreiden.
Omgang met
Als er veel fruitvliegen aanwezig zijn, geven we als advies om de ontwikkelingsbron weg te halen. Verder is het belangrijk om goed schoon te maken, gesloten afvalcontainers te gebruiken en ze ook tijdig te legen. Verder raden we aan fruit en groente op korte termijn te benutten of afgesloten op te bergen. De gemeente maakt geen gebruik van chemische bestrijding tegen fruitvliegen.
Zwarte wegmier
Herkenbaar aan
Zwartbruin tot zwart van kleur en heeft fijne beharing op het lijf.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De wegmier is overal te vinden in de natuur, maar ook op straten en bij en in gebouwen.
Ecosysteem
De wegmier eet voornamelijk andere insecten en ongewervelden, plantenmateriaal en zoetigheid, zoals de honingdauw die bladluizen uitscheiden. De wegmier is erg nuttig om het evenwicht in de natuur te bewaren, doordat zij andere insecten opeet. Ook ruimt zij dode dieren op en eet organisch afval. Daarnaast verbetert de wegmier de bodemstructuur door het uitgraven van haar nest en verspreidt zij zaden in de natuur. Wegmieren leven in grote sociale groepen, waarin elke mier zijn eigen specifieke taak heeft. De mieren communiceren met elkaar door middel van geurstofjes (feromonen). Als een verkenner in een huis zoetigheden zoals suiker, jam of pindakaas ontdekt, gebruikt zij deze feromonen om aan de rest van de kolonie te vertellen waar eten te vinden is. De mieren die je meestal ziet zijn de werksters, de koninginnen en de mannetjes komen voornamelijk naar buiten in de zomer, als deze massaal uitvliegen.
Mens-dierrelatie
Mens en mier komen elkaar tegen in tuinen, parken en bossen. In grote aantallen kunnen mieren voor hinder zorgen in de tuin of in huis. In huis kunnen ze in grote aantallen op voedsel afkomen. De mier is niet schadelijk voor onze gezondheid.
Omgang met
We nemen vooral preventieve maatregelen. Binnen in huis of binnen bedrijven betekent dit vooral goed schoonmaken en geen voedsel achterlaten. Als dit niet helpt gaan we over tot chemisch bestrijden door middel van lokdoosjes. Dit doen we alleen binnen. Na 1 juli elk jaar beteugelen we de mieren niet meer, omdat de kolonies dan zo snel groeien dat beheersing niet meer effectief is. Buiten laten we mieren met rust
Eikenprocessierups
Herkenbaar aan
De eikenprocessierups heeft lange witte haren die uit gele vlekken op de rug komen. De rups heeft een donkerbruine kop.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De eikenprocessierups leeft in eikenbossen, lanen en soms in tuinen. Eiken zijn de voornaamste, maar niet de enige boomsoort waarop ze voorkomen. De rups is het meest actief in de avond en nacht. Overdag verschuilt hij zich vooral in zijn nest. Van oorsprong komt de eikenprocessierups uit Zuid- en Centraal-Europa, maar ook in Nederland wordt hij inmiddels beschouwd als inheemse soort.
Ecosysteem
De rups gaat in de nacht in groepen, ’in processie’, op zoek naar eten. Hij eet in de lente en zomer vooral de bladeren van diverse soorten eiken. Af en toe eet hij ook andere bladeren, zoals die van de beuk en berk. De natuurlijke vijanden van de rups zijn vooral vogels, vleermuizen en insecten. In gebieden met een hoge biodiversiteit zijn meer natuurlijke vijanden van de rups aanwezig, waardoor de kans op problemen met de soort minder groot wordt. De eitjes van de eikenprocessievlinder komen in april of mei uit. Na ongeveer 10 weken verpoppen de rupsen, waarna de eikenprocessievlinder (een nachtvlinder) tevoorschijn komt. De volwassen exemplaren leven een paar dagen rond augustus en september om te paren en eitjes af te zetten in een nest.
Mens-dierrelatie
De rups bevindt zich in parken en tuinen, de omgeving waar de mens graag zijn vrije tijd besteedt. De rupsen kunnen hinder en gezondheidsklachten veroorzaken als zij in grote getalen op eiken leven. Hinder vindt doorgaans plaats van half mei tot eind september, maar oude nesten of verspreide brandharen kunnen nog lang daarna hinder geven. Op hun rug heeft de rups namelijk brandharen. De brandharen zijn microscopisch klein, bezet met weerhaakjes en bevatten een voor mensen lichaamsvreemd eiwit. Er hoeft geen rechtstreeks contact op te treden met de rups, want zijn haren worden meegevoerd met de wind. De symptomen lijken op een allergische reactie: jeuk, huiduitslag, irritaties van het neusslijmvlies, ogen, keel en luchtwegen. De klachten verdwijnen meestal vanzelf na enkele dagen tot maximaal twee weken. Bij vaker contact met de haren van de rups kunnen de symptomen verergeren en in de ergste gevallen ontwikkelen tot een echte allergie. Ook (huis) dieren kunnen klachten krijgen van de haren. Voor baasjes van honden is het slim om op te passen voor afgevallen nesten in gras.
Omgang met
Naast de maatregelen die mensen zelf kunnen nemen als ze met de brandharen van de rups in contact zijn gekomen, neemt de gemeente ook maatregelen bij signalen van een nest rupsen. Ten eerste heeft de gemeente informatie op de website staan, met algemene informatie over de rups en wat je kan doen als je in aanraking komt met de haren. Bij signalering van een grote kolonie eikenprocessierupsen kunnen inwoners de afdeling dierplaagbeheersing inschakelen. De medewerkers van de afdeling schouwen steevast elk jaar op plekken waar veel eikenbomen staan en waar in het verleden nesten zijn gevonden. Als er nesten worden gevonden, worden deze door een extern bedrijf weggezogen. Als een inwoner een melding doet van rupsen in zijn achtertuin komen we eerst kijken wat voor soort rups het is. Als het een eikenprocessierups is en het een klein aantal nesten betreft, kan de gemeente deze zelf wegzuigen indien dit noodzakelijk is.
Zilvervisje
Herkenbaar aan
Een donkere zilveren huid en de staart is korter dan het lichaam.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
Het zilvervisje leeft vooral in gebouwen waar het warm is (ongeveer 25 graden) en de luchtvochtigheid hoog is (75 % of meer). Zilvervisjes zijn vooral ’s avonds en ’s nachts actief, overdag schuilen ze op donkere plekken.
Ecosysteem
Een zilvervisje is dol op koolhydraten, zoals granen, meel of behangplaksel. Ook ruimt hij kleine dode insecten, mijten en schimmels in huis op.
Mens-dierrelatie
Mens en zilvervisje komen elkaar overal tegen in huis. Alleen in grote getalen kunnen zilvervisjes schade veroorzaken. Dit betreft bijvoorbeeld materiaalschade aan behang, papier, boeken, kleding en synthetisch materiaal. Het zilvervisje is niet schadelijk voor de menselijke gezondheid. De aanwezigheid van veel zilvervisjes kan wel wijzen op een lekkage of vochtprobleem ergens in huis.
Omgang met
Er komen af en toe meldingen van zilvervisjes binnen bij de afdeling dierplaagbeheersing door woningbouwverenigingen of particulieren. Om van grote aantallen zilvervisjes af te komen, is het advies om de temperatuur naar beneden te brengen en de luchtvochtigheid te verminderen door bijvoorbeeld te ventileren. Dit is meestal voldoende om het aantal zilvervisjes fors te verkleinen.
Papiervisje
Herkenbaar aan
Het papiervisje heeft een lichtere grijzere kleur dan het zilvervisje met wat spikkels op de huid. De staart is net zo lang als het lichaam.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
Het papiervisje leeft vaak in gebouwen waar het warm en droog is. Papiervisjes zijn vooral ’s avonds en ’s nachts actief, overdag schuilen ze op donkere plekken.
Ecosysteem
Het papiervisje eet vooral koolhydraten, zoals cellulose, zetmeel, suiker en soms eiwitten. Hij heet ook graag papier, zoals boeken en behang. Daarnaast eten papiervisjes schimmels, mijten en dode insecten in huis. Zonder eten kunnen papiervisjes maandenlang overleven.
Mens-dierrelatie
Mens en papiervisje komen elkaar overal in huis tegen. Het papiervisje kan veel meer schade aanrichten in huis dan het zilvervisje. Papiervisjes veroorzaken schade aan behang, papier, boeken en kleding. Een papiervisje is niet schadelijk voor de menselijke gezondheid.
Omgang met
Er komen af en toe meldingen van papiervisjes binnen bij de afdeling dierplaagbeheersing van woningbouwverenigingen of particulieren. Die geeft dan als advies om naden en kieren dicht te maken, goed schoon te maken en geen papier te laten slingeren. Ook kun je de temperatuur in huis verlagen. Het duurt wel een tijdje om van de papiervisjes af te komen, omdat ze zelfs in slechtere leefomstandigheden lang kunnen overleven.
Duitse kakkerlak
Herkenbaar aan
De kakkerlak is strogeel tot lichtbruin van kleur met twee zwarte lengtestrepen op het schild. Het is een gevleugeld insect.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De Duitse kakkerlak komt voor in de bewoonde omgeving. Overdag verbergt hij zich op warme, donkere, vochtige plekken in gebouwen, zoals in badkamers en keukens van huizen en horecapanden.
Ecosysteem
De kakkerlak is geen kieskeurige eter. Hij eet plantaardig en dierlijk materiaal. Hij eet naast etensresten, ook zeep, vet, papier, textiel, haar, hout, planten en uitwerpselen. Het zijn dus echte opruimers in huis en in de natuur.
Mens-dierrelatie
De kakkerlak leeft samen met de mens in gebouwen van de voedingsmiddelenindustrie, zoals de horeca maar ook in huizen. Bij voldoende voedsel plant hij zich snel voort. De kakkerlakken zorgen niet voor directe schade in huis, maar kunnen wel schimmels, bacteriën en virussen verspreiden via hun uitwerpselen. Daarnaast zijn sommige mensen allergisch voor het speeksel en de uitwerpselen. Ook verspreiden grote aantallen kakkerlakken een onaangename geur.
Omgang met
De NVWA verplicht horeca en levensmiddelenbedrijven om maatregelen te nemen tegen de kakkerlak. Dit in verband met de voedselveiligheid. Een kolonie vormt ook een gezondheidsrisico. Een kakkerlakkolonie is moeilijk te beheersen. Daarom beheersen we een kolonie op dit moment door het gebruik van kakkerlakkengel. De kakkerlakken worden aangetrokken door deze gel, waarna ze de gel opeten en eraan doodgaan. Deze gel is onschadelijk voor mensen en andere grotere dieren. Door de gel in beperkte mate en op zorgvuldig geselecteerde locaties te plaatsen, wordt schade aan populaties van andere insecten zoveel mogelijk voorkomen. Daarnaast geven we inwoners en bedrijven ook informatie over hoe zij de vestiging van een kolonie in het vervolg kunnen voorkomen.
Teek
Herkenbaar aan
Het lichaam van een teek is rond en plat. Een teek is bruin of zwart van kleur, maar als hij volgezogen is met bloed kan hij een meer grijze kleur aannemen.
Beschermde status
Niet beschermd.
Leefgebied
De teek komt overal in het land voor, zoals bossen, duinen, heide, weilanden, parken en tuinen. Hij zit vaak in het hoge gras, lage struiken en tussen bladeren. Hij heeft de voorkeur voor een hoge luchtvochtigheid.
Ecosysteem
Teken leven van het bloed van dieren, waaronder mensen. Ongeveer één op de vijf teken draagt de bacterie Borrelia burgdorferi bij zich, deze bacterie veroorzaakt de ziekte van Lyme. Teken kunnen ook het tekenencefalitisvirus (TBE) bij zich dragen, dit veroorzaakt tekenencefalitis, een hersenvliesontsteking. Besmette teken dragen het TBE-virus over van dier naar dier en soms dus ook naar de mens. Teken, vooral de eitjes, worden gegeten door wespen en vogels. Droogte en strenge vorst zijn klimaatomstandigheden waar teken niet tegen kunnen.
Mens-dierrelatie
Mens en teek komen elkaar overal tegen, bij het wandelen in bossen en parken, maar ook in de achtertuin. De beet van een teek is in eerste instantie niet pijnlijk en wordt vaak pas opgemerkt als de teek zich al volgezogen heeft.
Omgang met
Na het opmerken van een tekenbeet is het zeer belangrijk om deze zo snel mogelijk te verwijderen, om de kans op overdracht van de ziekte van Lyme en tekenencefalitis te verkleinen. Het is van belang de plek van een tekenbeet na verwijdering nog een tijdje in de gaten te houden, want als er een rode kring of andere klachten ontstaan kan dit duiden op de ziekte van Lyme. In dat geval is het slim een dokter te bezoeken. Overigens kan je ook geïnfecteerd zijn met de ziekte van Lyme, terwijl er geen kring ontstaat. Wees daarom altijd alert op mogelijke symptomen, na constatering van een tekenbeet. De ziekte van Lyme is goed te behandelen als je er op tijd bij bent. Vanuit de gemeente benadrukken wij het belang om je lichaam te controleren op tekenbeten en bedekkende kleding te dragen op plekken waar veel teken voorkomen. Verder ondernemen wij geen actie tegen teken.
Rode Amerikaanse rivierkreeft
Herkenbaar aan
Volgroeide rode Amerikaanse rivierkreeften hebben een opvallend rode kleur, zowel het lichaam als de scharen. Daarnaast zijn zeldzame gele, witte en blauwe kleurvormen bekend uit de aquariumhandel. De blauwe vorm wordt vrij regelmatig in de Nederlandse natuur gevangen. Hij heeft altijd twee scharen en twee lange voelsprieten op de kop.
Beschermde status
De rode Amerikaanse rivierkreeft is niet beschermd. Hij staat op de Europese Unielijst voor invasieve exoten. Een soort die op de Unielijst staat mag onder andere niet meer worden verhandeld en gehouden in EU-lidstaten. Verder geldt voor lidstaten de plicht om in de natuur aanwezige populaties op te sporen, te verwijderen, of als dat niet lukt, zodanig te beheersen dat verspreiding en schade zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Leefgebied
De rode Amerikaanse rivierkreeft komt uit Noord-Amerika en is in Nederland terechtgekomen door toedoen van de mens. Vanuit aquaria zijn de dieren uitgezet in sloten en vijvers waar ze zich goed kunnen voortplanten.
Ecosysteem
De rode Amerikaanse rivierkreeft leeft van onderwaterplanten. Onderwatervegetatie kan in grote mate beschadigd worden door rivierkreeften. Andere (inheemse) dieren die afhankelijk zijn van deze planten, ondervinden hier nadeel van omdat er door onvoldoende planten minder geschikt leefgebied overblijft. Dit geldt voor; planten, zoals diverse soorten vissen, amfibieën, kevers en vogels die broeden in waterplantenvegetatie. De rode Amerikaanse rivierkreeft is verder de drager voor de kreeftenpest. De kreeft is hier zelf niet gevoelig voor, maar de tegenwoordig zeer zeldzame inheemse rivierkreeft wel. De soort heeft van oorsprong geen natuurlijke vijanden in Nederland, maar inmiddels is waargenomen dat verschillende dieren gewend zijn geraakt aan de rode Amerikaanse rivierkreeft en deze als prooien zijn gaan opeten. Dit zijn bijvoorbeeld otters, kraaien, reigers, meeuwen en grote vissen.
Mens-dierrelatie
De Rode Amerikaanse rivierkreeft loopt ook over land. Mensen die de dieren tegenkomen vinden dat soms spannend. De kreeften zijn echter niet gevaarlijk voor de (gezondheid van de) mens. De graafactiviteiten van de rode Amerikaanse rivierkreeft vormen een potentiële schadepost voor boeren en waterschappen als oevers en beschoeiingen worden aangetast. Graafactiviteiten kunnen leiden tot oeverafkalving en tot verslechtering van de waterkwaliteit door bijvoorbeeld baggeraanwas.
Omgang met
We hebben op dit moment geen actieve bestrijding van de rode Amerikaanse rivierkreeft. Wetgeving staat het toe dat particulieren de kreeften vangen en voor eigen consumptie mee naar huis nemen. Het is niet toegestaan rode Amerikaanse rivierkreeften te verplaatsen. Particulieren en dierentuinen die de kreeft al hielden voordat de Unielijst in werking trad, mogen de dieren blijven houden totdat ze een natuurlijke dood sterven. Voorwaarden zijn wel dat de dieren niet kunnen ontsnappen en dat de houders zorgen dat ze zich niet kunnen voortplanten.
Overige dieren
Overige dieren
Naast genoemde dieren is er nog een aantal dieren waarover vragen worden gesteld door inwoners, maar waar de gemeente geen rol heeft of niet actief maatregelen neemt in de beheersing of bestrijding van eventuele hinder. Die verantwoordelijkheid ligt bij de provincie of het waterschap. Het gaat om de volgende soorten:
- Muskus- en beverrat: hiervan ligt de verantwoordelijkheid bij het waterschap.
- Zonnebaars: hiervan ligt de verantwoordelijkheid bij de provincie.
- Verwilderde katten: de provincie Groningen doet onderzoek of en in welke mate dit een probleem is.
- Grote alexanderparkiet: de gemeente hanteert hetzelfde beleid als bij de halsbandparkiet. We nemen geen actieve maatregelen, maar ontmoedigen wel het bijvoeren.